Een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel tegen mensenhandel is het verdergaand strafbaar stellen van ernstige misstanden op de werkvloer. Hiervoor wordt een nieuw misdrijf in de wet opgenomen, namelijk ‘ernstige benadeling’. Dit moet ervoor zorgen dat voortaan strafrechtelijk kan worden opgetreden tegen zeer slechte arbeidsomstandigheden van mensen in een kwetsbare positie. Denk daarbij aan arbeidsmigranten die onder erbarmelijke omstandigheden moeten wonen en werken. In het wetsvoorstel wordt echter nog onvoldoende duidelijk gemaakt wat moet worden verstaan onder deze term ‘ernstige benadeling’ en wat er nu precies onder dit nieuwe misdrijf valt dat nu nog niet door de bestaande wetgeving over mensenhandel wordt gedekt.
Hoewel in het voorstel een aantal voorbeelden wordt genoemd van situaties waarin sprake kan zijn van ‘ernstige benadeling’, voorziet de Raad dat deze strafbaarstelling in de praktijk tot veel discussie zal leiden en wordt in de huidige vorm te veel overgelaten aan de rechter. Het gaat daardoor enige tijd kosten totdat hierover jurisprudentie is gevormd, wat betekent dat in de tussentijd veel onduidelijkheid blijft bestaan over wat er nu wel of niet mag. De Raad voor de rechtspraak ziet dit als een zeer onwenselijke situatie. Beter is als de wetgever ervoor zorgt dat hier al bij invoering van deze wet duidelijkheid over is.
Verder maakt het voorstel op dit moment onder andere nog niet duidelijk genoeg in welke gevallen er bestuursrechtelijk moet worden gehandhaafd of opgetreden (dus bijvoorbeeld met het intrekken van een vergunning of het opleggen van een bestuurlijke boete), of dat er een strafrechtelijk traject moet worden gevolgd waarbij een verdachte voor de strafrechter moet verschijnen. Beter is om eerst in beleid vast te leggen wanneer voor welk instrument wordt gekozen, voordat de nieuwe wet wordt ingevoerd, om rechtsongelijkheid te voorkomen.